Imposante uitgaansgelegenheden

Paul kreeg verscheidene bestellingen voor het verbouwen van spektakelzalen. De opdrachtgevers waren kennelijk tevreden over zijn eerste realisaties en hij werd belast met verscheidene grote verbouwingswerken van polyvalente ruimten en bioscoopzalen. Hij debuteerde in 1908 met het Théâtre Pathé aan de Noordlaan, dat hij 1910 en 1912 uitbreidde met een winkel van Pathé-Kok-projectoren. Dit werd gevolgd door een reeks opdrachten voor zalen, zoals het Théâtre des Variétés in 1909 of de Select Pathé aan de Guldenvlieslaan, in 1911.

Dankzij zijn ervaring met het bouwen van spektakel- en bioscoopzalen werd Paul Hamesse, met wie zijn broers van dan af geassocieerd waren, de architect van Pathé voor heel België. De bekende Franse filmmaatschappij vroeg het bureau Hamesse verschillende gebouwen voor hen op te trekken, namelijk het Pathé Palace aan de Anspachlaan 85, het Artistic Cinema Palace aan het Liedtsplein 10 in Schaarbeek[i], het Select Pathé Guldenvlieslaan 4-5 in Elsene, het Pathé Palace rue Pont d’Avroy in Luik en het Cinéma Pathé rue des Faubourgs 28 in Aarlen.

De bouw van het Pathé Palace was een ware krachttoer. Op amper acht maanden tijd werd de binnenkant van het huizenblok gesloopt en in gewapend beton heropgebouwd. Deze bouwplaats, die een grote symboolwaarde heeft voor de aanhangers van dit bouwmateriaal, werd geïllustreerd op een reeks prentkaarten. Ook de pers was vol lof, zoals we kunnen lezen in het eerste nummer van het Revue du béton armé:Le béton, l’incombustible béton a marché depuis, il s’est emparé des forts et des tranchées mais sa plus belle conquête est sans contredit le cinéma. Et c’est justice car le béton se prête aux constructions les plus hardies et résout élégamment les problèmes les plus difficiles rencontrés dans la structure d’une salle de spectacle.[ii] De hoofdgevel verraadde meteen het feestelijke karakter van de ruimte en trok de aandacht van de voorbijganger door zijn versiering, zijn guirlandes en de haan die het geheel bekroonde. De zaal had een enorme capaciteit: 1.973 plaatsen, verdeeld over een parterre, een eerste en een tweede galerij. De bioscoop had twee ingangen – een aan de Anspachlaan en een aan de Jules Van Praetstraat, waar de bezoeker in een foyer op de benedenverdieping werd ontvangen – alsook twee nooduitgangen aan de Borgwal[iii]. De zaal was in tweeën verdeeld: vooraan de parterre, achteraan tafels en stoelen waar men iets kon nuttigen terwijl men van de voorstelling genoot in een Moorse sfeer. Het eerste deel van de galerij bestond uit een rode bar, een rooksalon en een wintertuin aan de Van Praetstraat, met in het midden een fontein. Op de eerste verdieping aan de Anspachlaan bevond zich achter het balkon een café met pijlers onder kapitelen in de vorm van vrouwenmaskers, afgeboord door een galerij. Ook het souterrain bevatte verscheidene bars[iv]. Het Pathé Palace trok volop de kaart van luxe en vermaak.

Een andere belangrijke verwezenlijking van de gebroeders Hamesse, het Agora Palace, werd op 27 oktober 1922 ingehuldigd. Gedurende tien jaar bleef dit de grootste en best uitgeruste bioscoop van België[v]. De decoratie in neo-Lodewijk XVI-stijl moest tegelijk indrukwekkend en geruststellend zijn[vi]. De bioscoop, die op 16 september 1949 tot Agora werd omgedoopt, werd in de nacht van 3 op 4 mei 1959 volledig in de as gelegd. Enkel de naam en de aanwezigheid van de Galeries Agora die op deze plek werden gebouwd, herinneren nog aan de bioscoop.

Hamesses spektakelzalen vielen op door hun drukke eclectische decoratie, die van de zaal en de scène zelf al een schouwspel op zich maakte. Hij gebruikte de architecturale taal van de theaterzalen en musichalls waarvan Alban Chambon zijn specialiteit had gemaakt. Hoewel het exotisme en de invloed van de Wiener Sezession zich in enkele hallen en bijvertrekken lieten voelen, overheerste de decoratie in neo-Lodewijk XVI-stijl. De zaal zelf – het hoofdelement van de complexen die Hamesse bouwde – werd omringd door een of meer cafés, bars en foyers die niet noodzakelijk bij de zaal hoorden. De brandbeveiliging, het comfort en het decor werden tot in de kleinste details uitgewerkt. De ventilatie werd verzekerd door schoorstenen of daklichten, die tegelijk ook het licht binnen lieten vallen in deze soms donkere ruimten binnen het bouwblok. Gewapend beton genoot de voorkeur omdat het brandwerend was en grote overspanningen mogelijk maakte. Om zoveel mogelijk toeschouwers te kunnen ontvangen, bestonden alle Brusselse spektakelzalen van Hamesse uit twee galerijen.

Hoewel hij geen enkele grote publieke opdracht kreeg, was het via deze prestigieuze, recreatieve en voor iedereen toegankelijke bouwwerken dat Hamesse bekendheid verwierf en nu nog altijd hoog aangeschreven staat bij kenners. In 1910 verbouwde hij een winkel tot restaurant, met een decor in neo-Lodewijk XVI-stijl dat nog steeds de grote aantrekkingskracht vormt van dit bewaarde gebouw: de brasserie A la Mort Subite.

 

Text gebaseerd op het artikel « Paul Hamesse & Frères », Mouzelard C., Erfgoed Brussel, n°22, april 2017, p.70-77.

http://erfgoed.brussels/nl/ontdekken/publicaties 

 


[i] BERGER, D. et al., Nachtraven, Brussel, Gemeentekrediet, 1987, p. 163.

[ii] ‘Beton, dat onbrandbare beton, is inmiddels aan zijn opmars bezig, het heeft forten en loopgraven ingenomen, maar zijn mooiste verovering is ongetwijfeld de bioscoop. En terecht, want beton leent zich uitstekend voor zelfs de stoutmoedigste constructies en biedt tevens een antwoord op de grootste problemen die in de structuur van een spektakelzaal kunnen optreden.’ L’ORGANIC, ‘Du Cinéma au béton et retour’, in Revue du béton armé, nr. 1, februari 1919, pp. 10-11.

[iii] SAB/OW 25458.

[iv] BERGER, D. et al., op. cit., p. 162.

[v] Ibid., p. 167.

[vi] Met zijn 3.000 plaatsen zou bioscoop Métropole van Adrien Blomme het Agora Palace pas in 1932 van de troon stoten.

 

Foto's